Het boek 'Op zoek naar de hemel' van Hans Peter Roel, heb ik binnen twee dagen uitgelezen. Wat een prachtig boek! En wat een feest van herkenning. Als Eva tijdens haar eerste reis beschrijft hoe ze aan de oever van de Ganges zit te schrijven in haar dagboek, moet ik terugdenken aan mijn eerste soloreis naar de andere kant van de wereld...
Australië, 1994 Hoe dichterbij we komen, hoe imposanter het wordt. Daar staat ze, in het midden van het niets. Groots en prachtig. 600 miljoen jaar oud. Een adembenemend beeld bij zonsondergang als we eindelijk onze tent opzetten vlakbij de gigantische reus, 'Uluru' (Ayers Rock) genaamd.Morgen gaan we klimmen. Ik slaap die nacht erg onrustig. Voordat we aan dit avontuur begonnen, hebben we verschillende mensen gesproken over het beklimmen van deze reusachtige monoliet. Voor Aboriginals is de rots heilig en ik wilde weten wat een Aboriginal zou vinden als ik zijn rots zou beklimmen. Zijn antwoord verbaasde me enigszins, omdat ik vele mensen heb horen spreken over dat het beklimmen van 'Uluru' heiligschennis zou zijn.De vriendelijke man die we spraken, zei dat we best mochten klimmen zolang het met respect zou zijn. Hij vroeg of we de rots voor hem wilde aanraken. Ook waarschuwde hij ons voor het gevaar vanwege het feit dat verschillende toeristen zijn omgekomen tijdens de klim. Dit deed iets met mijn enthousiasme, maar ik wilde het er toch op wagen.De volgende ochtend staan we om vijf uur op. Als je de rots wilt beklimmen dan moet je vroeg uit de veren, want 's middags is het veel te warm en de kans op uitdroging groot. We zijn niet de eerste, maar goed voorbereid met voldoende drinkwater beginnen we aan onze klim. Het eerste stuk is het zwaarst. Het is erg steil en op de rots heb je weinig grip en is het op zijn zachts gezegd, glad! Er hangen kettingen zodat je jezelf het eerste stuk omhoog kan trekken. Deze zijn zeker geen overbodige luxe. Uluru is 348 meter hoog, 863 meter boven de zeespiegel, 9.4 kilometer in omtrek en daarmee één van de grootste vrijstaande rotspartijen ter wereld.
Na bijna een uur zwoegen, zijn we ongeveer halverwege. Vanaf hier is het uitzicht al spectaculair te noemen. We houden een kleine rustpauze, maar de drang om de top te bereiken wordt steeds groter. Na nog een klein uurtje klauteren en zwoegen bereiken we eindelijk de top. Ik zoek een plekje voor mezelf, wat niet moeilijk is vanwege de omtrek van Uluru, en probeer te bevatten wat ik zie en voel.
"Er straalt een oerkracht vanaf die onbeschrijfelijk is!
Ik ga zitten en kijk om me heen. 360 graden woestijnlandschap. Er straalt een oerkracht vanaf die onbeschrijfelijk is! De immense rots waarop ik zit, gaat zes kilometer de grond in en ik zit op het topje. Het lijkt of ze ademt en ik voel me klein en groots tegelijk. Ik heb me nog nooit zo één met alles om me heen gevoeld. Ik geloof niet in één bepaalde God, maar als er iets dergelijks bestaat, ben ik nu dichterbij dan ooit. Er gaat een uur voorbij zonder dat ik praat of van mijn plek kom. De tranen branden achter mijn ogen. Niet van verdriet, maar van een blijdschap en een ontroering die ik nooit eerder heb gevoeld.Dan word ik uit mijn trance gehaald door Steve. 'We moeten terug, anders wordt het te warm.' Ik sta op en we lopen zwijgend achter elkaar aan. Zelfs Iwan, een stugge Fries schudt zijn hoofd. 'Nog nooit zoiets moois meegemaakt' zegt hij. De afdaling gaat een stuk sneller. De hele dag zijn we stil en onder de indruk. Die avond zien we vanaf onze kampeerplek de rots elk uur van kleur veranderen door de stand van de zon. De volgende dag gaan we verder, maar in mij, is iets voorgoed veranderd...