Leven na de dood?

Ik ben een parttime spiritist. Laat ik het anders zeggen: Ik leef niet als een boeddhist, maar geloof zeker dat er meer is tussen hemel en aarde. Misschien geloof ik zelfs in leven na de dood, omdat gewoon dood zo onaf lijkt. Mijn vader geloofde in niets, tenminste dat zei hij altijd. 'Dood is dood,' zei hij dan. Hij leek zeker van zijn zaak. Door een aantal onverklaarbare ervaringen in mijn jeugd, was ik óók zeker van mijn zaak. Naarmate ik ouder werd, werden de ervaringen minder frequent en twijfelde ik soms of het niet gewoon tussen mijn oren zat. En nu? Er is meer dat weet ik zeker, maar zo duidelijk als het vroeger voor me was, is het niet meer. Ik ben sceptisch over veel dingen, maar ik geloof niet dat het ophoudt na de dood.

Voorheen ging ik vaak naar spirituele bijeenkomsten en beurzen, de laatste jaren eigenlijk nooit meer, tot vorige week. Het kwam voorbij, er was niemand thuis en ik had niets te doen. Waarom niet dacht ik. Ergens in mijn onderbuik voelde ik wel dat het te maken had met mijn vader, misschien was het een teken ...

De avond begon en een vriendelijk uitziende dame die de waarnemingen deed, leek allesbehalve een zweverig type. Ik kreeg er wat meer vertrouwen in. Ze omschreef de persoon die was overgegaan door zijn laatste klachten en gebreken te noemen, meestal zo dat het al snel werd herkend door iemand in de zaal. Als de persoon werd herkend dan kwamen er nog een aantal feiten en weetjes over zijn of haar gezin aan bod met een boodschap of een groet.

Na vier personen te hebben omschreven stond ze stil aan mijn kant. Een oudere man, een vaderfiguur in spirit was naast haar komen staan. Ze leunde tegen de tafel en zei dat het heel raar was, maar dat ze het gevoel had dat ze niet meer kon praten. Er zat iets in haar mond en ze kon alleen communiceren door haar ogen te gebruiken. Ook was er iets met het hart. Mijn adem stokte in mijn keel en het zweet brak me uit. Ze vroeg of iemand dit herkende. Ik keek om me heen en zei twijfelend dat ik dacht van wel. Ze ging verder. Hij had lang in het ziekenhuis gelegen en was nog niet zo heel lang over. Toen lachte ze, 'Ja,' zei ze, 'ik doe hem even na.'

Hij zegt: 'Ik sta hier nu wel, maar ik geloof er eigenlijk helemaal niet in.'Er ging een schok door me heen: dat was mijn vader, zelfs de beweging klopte! Toen zei ze dat hij gefrustreerd was dat hij altijd alles voor elkaar kreeg en dat dit nou net niet was gelukt, domme pech, hij baalde er van. Vooral voor zijn meiden. En ook dat had mijn vader zo gezegd kunnen hebben. Hij was een controlefreak en een vechter.

Ook wist ze te vertellen dat ik in het ziekenhuis muziek voor hem speelde en dat ik nog iets belangrijks moest afsluiten (de school?) en hoe hij had meegekregen dat het was gelukt. Dat ik aan iets nieuws ben begonnen waar hij trots op is (de fotoacademie) en dat het allemaal goed gaat komen.

Een paar dagen voor de bewuste avond, zat ik in de auto onderweg naar mijn moeder naar de radio te luisteren. Er kwam een nummer van Phill Collins voorbij, 'Sussudio' en toen ik het hoorde, moest ik huilen, want het bracht herinneringen terug aan mijn vader. De dame zei dat als ik in de auto zit en door een nummer op de radio aan mijn vader moet denken dat hij me wil laten weten dat hij dan naast me zit en alles meemaakt.

Ik was echt ondersteboven van deze avond, misschien is het onzin en wil ik het te graag, maar ergens in mijn onderbuik voel ik dat het zo is. Dat hij toekijkt dat hij erbij is en over ons waakt. Ik moet er ook om lachen omdat ik hem kan zien zitten, met zo een gezicht van, wat me nu toch is overkomen ... dood is niet zo dood als ik dacht. In gedachten zeg ik dan tegen hem: 'Ik zei het toch!' en dan zie ik die grote grijns op zijn gezicht verschijnen.